Pijlers
1. Natuurlijke methode
Als Freinetschool werken wij volgens de Freinetpedagogie, een levende, actuele pedagogie.
In België hebben we echter ook sinds de erkenning van de Freinetscholen door het Ministerie van Onderwijs rekening te houden met hun eindtermen. Deze eindtermen stellen bepaalde eisen qua leerstof en niveau aan kinderen.
In onze school trachten wij een middenweg te vinden. We passen het leerplan in de Freinetpedagogie in.
We omschrijven dit als volgt:
De natuurlijke methode wordt pedagogisch gestuurd en geleid.
Freinet is leren volgens de natuurlijke methode. Opvoeden is geen ophoping van kennis geven, geen dressuur of conditionering. Naar school gaan is leven. De school is er om de kinderen gelegenheid te geven bezig te zijn met wat er in en rondom hen leeft en om dit uit te diepen. Het is een plaats waar je verder kan gaan kijken, vragen, bewust worden, beheersen, ingroeien in de wereld. De school moet dus levensecht zijn.
De kern van de freinetpedagogiek is "la methode naturelle"
Wanneer de school inspeelt op het leven van het kind en als het kind zijn gewone onderzoeksmentaliteit kan voortzetten op school, gaat het kind vanzelf leren. De school wordt een functionele context voor het ontdekkings- en beheersingsproces van het kind. Daar kan er een voortzetting plaatsvinden van het natuurlijke, zinvolle verwerven van kennis en vaardigheden: milieukennis, rekenen, leren schrijven, ...
Het woord "natuurlijk" moet goed begrepen worden. Lezen en schrijven is voor het kind geen natuurlijk, maar een cultureel product. Maar de manier waarop een kind ingroeit in deze culturele wereld kan wel natuurlijk gebeuren. Dit kan door het langzamerhand, wanneer het kind er behoefte aan krijgt, te exploreren.
"Het kind moet opgroeien tot een volwassene bij wie, als hij onderkent iets waardevols niet te weten of te kunnen, het plezier in het alsnog weten bewaard is gebleven."
De natuurlijke methode wordt vooral in het lager onderwijs aangevuld door de te volgen richtlijnen van de eindtermen. Deze omvatten een aantal gegevens over waarden en eisen waaraan het kind moet voldoen op een bepaalde leeftijd, ongeacht of het kind daar rijp voor is of niet. Deze eisen gelden zowel voor taal, rekenen, wereldonderwijs, ...
In het traditionele onderwijs gebeurt leren vooral op basis van de eindtermen. Het is een houvast voor de leerkracht. Ook Freinetleerkrachten ervaren een druk van het leerplan. De kinderen moeten immers kunnen overgaan naar het middelbaar onderwijs. Met de eindtermen in het achterhoofd stuurt de leerkracht de natuurlijke methode. De leerkracht moet weten waaraan het kind moet voldoen volgens een bepaalde leeftijd maar blijft de wereld van het kind boven de onpersoonlijke eisen van de eindtermen stellen.
Door de inrichting van lokalen, door milieuverrrijking, door in te spelen op het natuurlijke leren, en door het kind zelf dingen te laten ontdekken, geeft de leerkracht een goede begeleiding.
Werken met de Freinetpedagogie wil zeggen dat we de kinderen ernstig nemen en dat er gewerkt wordt vanuit hun eigen belangstellingssfeer, hun ervaringen.
2. Ervaringsgericht - communicatie - zelfbeheer - expressie
Het kind centraal stellen is in de Freinetklas het vertrekpunt van de dagdagelijkse realiteit. Aan de basis ligt een groot vertrouwen in de mogelijkheden van de kinderen en een fundamenteel respect voor hun identiteit, hun eigenheid.
De natuurlijke methode geeft de kinderen de kans om hun eigen leerproces te ontwikkelen, om experimenteel rond te tasten. Het kind is actief en experimenteert. Een kind benadert een nieuw voorwerp of een nieuwe situatie met al zijn zintuigen. Het doet er iets mee, het bereikt een zeker resultaat: het slaagt, het mislukt of het vindt geen oplossing. Negatieve resultaten laat het kind vallen, de positieve resultaten herhaalt het en wanneer die positief blijven herhaalt die het nog dikwijls. Zo ontstaat een voorraad geslaagde resultaten die een kind aanwendt bij de volgende experimenten.
Deze geïntegreerde resultaten vormen eigenlijk zijn kennis. Ze zijn zelf opgebouwd door een eigen weg te volgen.
Maar het kind leeft niet alleen. Het experimenteert ook samen met anderen. Zo ontstaat het groepsexperiment. Zo leren ze met elkaar omgaan, eigen standpunten in te nemen, eigen keuzes te maken. In die optiek blijft er geen traditionele klas meer over maar een groep kinderen en volwassenen die coöperatief leeft en werkt.
Alles wat er gebeurt heeft zin. Er bestaat een degelijke, door de groep beheerde structuur en organisatie.
"Kinderen ernstig nemen" betekent in de eerste plaats dat het onderwijs gebaseerd is op een betrokkenheid bij wat er in de wereld gebeurt en op een kritische analyse ervan. Een eigen expressieve creatieve inbreng van de kinderen vult dit aan. Maar dit ervaringsgericht leren heeft soms een stimulans nodig. Dat zit vervat in de houding van de leerkracht met het oog op de versnelling van dit leerproces.
3. De materiële opbouw
Het specifieke aan de manier van ons werken is het verdelen van de klasruimte in aparte hoeken. Elke hoek heeft zijn specifieke materialen. Er is een rijk aanbod van materiaal dat de kinderen uitnodigt tot onderzoek en expressie.
Technieken als vrije tekst, klasraad, correspondentie, atelier, projectwerk, drukkerij en praatronde brengen een zeer rijke voedingsbodem tot stand voor ervarend en coöperatief leren en leven. Tegelijk zijn ze ook een logisch gevolg van een klasgebeuren waar iedereen aan bod kan komen, waar ieder zich vrij kan uiten.
Wanneer je in groep leeft en werkt moet je samen praten en beslissingen nemen. Dit gebeurt in de klasraad. Projectwerk begint dan weer bij het verlangen om een bepaald voorval of gegeven uit de ervaringswereld te onderzoeken.
Maar geen enkele van de vermelde technieken kan op zich bijdragen tot een fundamentele andere klaspraktijk. De verwevenheid en onderlinge verbanden tussen alle werkmiddelen is typerend voor de Freinetpedagogie.
"La part du maître"
Een zeer belangrijke factor in de materiële voedingsbodem is de leerkracht. Zijn machtspositie is verregaand afgebouwd door de coöperatieve werking. De leerkracht krijgt daartegenover coördinerende en helpende functies. Hij volgt de individuele ontwikkeling van elk kind en helpt het om zoveel mogelijk "leerprocessen" te doen slagen en zorgt voor de nodige infrastructuur.
4. Vrije expressie
Er kan geen ervaringsleren zijn zonder vrije expressie en communicatie. In een klas waar met elkaar geleefd en gewerkt wordt in materieel en sociaal stimulerende voorwaarden, doen zich iedere dag nieuwe dingen voor. Er bieden zich iedere dag nieuwe onderzoeksterreinen en ervaringsmomenten aan. Door zich vrij te uiten ontwikkelen kinderen een creatieve basishouding.
Vrije expressie heeft steeds communicatie als doel. Communicatie met woorden, muziek, toneel, schilder- en beeldhouwwerk, film, ... is een basisbehoefte. Door zelf te creëren leren kinderen tevens oorspronkelijk, origineel een persoonlijk werk van anderen waarderen.
5. Maatschappelijk engagement
De Torteltuin is een school met als pedagogische basis de "Freinetpedagogie". Ze steunt een sociaal-democratische, coöperatieve basiswerking.
De opvoeding op school staat niet los van de maatschappij: er zijn geen eenzijdige gedragsverhoudingen, maar de opvoeding vindt plaats door democratisch/coöperatief overleg.
De democratie van morgen wordt voorbereid door de democratie op school. De school kan door haar voorbeeld de echte democratie voorbereiden. Een autoritair schoolsysteem kan geen democratische burgers vormen. Autoritaire gewoonten zitten diep in ouders en leerkrachten verankerd. Het is de taak van ouders en leerkracht manieren te vinden waarbij de leerlingen de kans krijgen hun eigen wegen te vinden. Opvoedkundig moeten ze ervoor zorgen leerlingen zoveel mogelijk aan het woord te laten, door leerlingen individueel en in groep zo breed mogelijk initiatieven te laten nemen. Dat werkt eerder dan leerlingen te dwingen. niemand werkt op bevel, niemand houdt ervan gedwongen te worden ...
Celestin Freinet
6. Opvoeden tot kritische wereldburgers.
De school kan een bijdrage leveren aan de vorming van kritische mensen die in staat zijn om in hun eigen situatie samen met anderen zoveel mogelijk verantwoordelijkheid te dragen.
Leerkrachten werken mee aan die vorming: een kerntaak is de leerlingen medeverantwoordelijkheid bij te brengen, verantwoordelijkheid voor de directe leefomgeving, het samenleven en de kwaliteit van het leven in de toekomst.
Leerlingen maken kennis met de wereld in al haar facetten en worden opgevoed tot kritische wereldburgers, burgers die niet alleen de middelen hebben om de wereld om hen heen te ordenen, maar ook de creativiteit om vorm te geven aan die verantwoordelijkheid.
Opvoeding begint bij de schoolorganisatie zelf. Het beheer en de organisatie worden verdeeld over de leerkrachten, de ouders en de kinderen. Er wordt samengewerkt om de school aan te passen aan de behoeften van de leerlingen. De school gaat in tegen discriminatie en ontbuiting van de mens.
Een Freinetschool helpt leerlingen de eigen wereld te ordenen en met leerlingen keuzen te maken en de daarbij horende achtergrondkennis samenhangend te verwerven.
Leerkrachten en ouders zoeken met de leerlingen uit hoe ze hun belevenissen ervaren.
7. Leren omgaan met verschillende machtsvelden
Machtsongelijkheid is een maatschappelijk probleem dat menigeen regelmatig ervaart.
In Freinetgroepen gaan leerkrachten, leerlingen en ouders op een zo gelijkwaardig mogelijke manier met elkaar om. Onder andere:
- Klasvergaderingen ouders en begeleiders
- algemene vergadering + RvB
- leerkrachten en leerlingen
Onderling overleg:
- klasorganisatie: klasraad
- afspraken
- schoolorganisatie: kinderparlement
8. Afspraken
Binnen de klas- en schoolorganisatie leren de kinderen - ouders - leerkrachten - met onderlinge verschillen omgaan. Ze leren besluiten nemen en aanvaarden. Zo gaan ze op een positief democratische manier met gezag en macht om.
In onze school kunnen leerlingen bepaalde beslissingen mee bepalen. Zij hebben niet alleen inspraak via hun klasraad en kinderparlement maar hebben door hun mondigheid ook een vorm van invloed.
Met die invloed leren ze zelf omgaan. Want die is niet onbeperkt. Hoever die invloed reikt is vooraf afgesproken en wordt hen ook duidelijk gemaakt.
9. Leerkrachten en ouders nemen leerlingen "au serieux".
Daardoor ervaren kinderen dat er echt naar hen geluisterd wordt. Leerlingen leren over allerlei onderwerpen praten, actief hun taal gebruiken. Het gaat er daarbij om dat ze leren problemen aan te pakken, leren dat er problemen zijn waar ze zelf wat aan kunnen doen.
Het is de moeite waard te leren de gevoelens onder woorden te brengen. In onze moderne samenleving wordt steeds meer een beroep gedaan op taalvaardigheid van kinderen en volwassenen. Een goede taalvaardigheid maakt "mondig", onafhankelijk en zelfstandig. Het geeft een gevoel van eigenwaarde.
Bovendien leggen de leerlingen zelf voortdurend verbanden met de hen omringende wereld. Ze ervaren hoe sociale verbanden in elkaar zitten en hoe regels daarbij ontstaan.
Leerlingen komen op zo'n manier te weten waarvoor regels kunnen dienen of die wel of niet overtreden of veranderd kunnen worden.
10. Solidariteit
De school is een groepsgebeuren. Daarin moet ieder individu zijn plaats vinden, ook de zwakkere, de minder mondige, mensen met een handicap, de minder welvarende.
Op school leren kinderen belangstelling voor elkaar op te brengen. Dat is niet alleen het geval binnen de klas, maar ook oudere kinderen tonen respect en belangstelling voor de jongere en omgekeerd.
Solidariteit wordt ook verlangd in het leerkrachtenteam. Een leerkracht in onze school dient ondersteunend te werken naar zijn of haar collega's.
Datzelfde vragen we ook tussen ouders onderling.
En er is zeker een betrokkenheid met maatschappelijk zwakkere groepen. De school maakt een duidelijke keuze om armoede te veroordelen, derde en vierde wereldbewegingen te ondersteunen, engagementen op te nemen naar de zwakkeren in onze samenleving.
11. Zelfbeheer en coöperatieve
Eén van de typische dingen in een Freinetklas is dat ieder kind op eigen tempo kan evolueren terwijl er anderzijds heel veel belang gehecht wordt aan het groepsproces.
Er ontstaat zo een coöperatieve situatie waarbij iedereen verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken, dus ook voor de anderen. Het elkaar helpen is niet langer leerstof uit godsdienst- of moraalles maar dagelijkse praktijk.
Elkaar helpen beperkt zich niet alleen tot een steun geven bij het verwerken van een leerstofelement. Ook op het emotionele vlak leren we kinderen elkaar te dragen. Dit betekent geenszins een stimulans tot zeemzoeterig gedrag. Integendeel, conflicten, eigen aan kinderen en aan een groepsgebeuren, worden ook samen behandeld.
In een coöperatieve klas kan het gebeuren dat er op een moment verschillende activiteiten aan de gang zijn. Zoiets is slechts mogelijk door een nauwgezette organisatie en een boel duidelijke afspraken. Iedereen dient daar zijn eigen verantwoordelijkheid op te nemen en de andere groepsleden te controleren op het naleven van de afspraken.
Ook voor het zich veilig voelen van iedereen dient een grondige structuur te worden uitgebouwd. Minder mondige kinderen zullen in een coöperatieve klas toch aan hun trekken komen gezien de groepsafspraken erop gericht zullen zijn enerzijds de zwaksten te beschermen, anderzijds hen te stimuleren mondiger te worden.
Binnen deze structuur kunnen kinderen mee de organisatie van een school- en klasgebeuren regelen. Zij zijn in staat groepsafspraken te maken, beslissingen te treffen waarbij het eigenbelang ondergeschikt wordt gemaakt.
Daarom wordt in een Freinetklas heel veel gepraat. Kinderen leren al vroeg hoe ze de werkelijkheid van de school mee kunnen organiseren en hoe ze hun invloed kunnen aanwenden voor het realiseren van een goed draaiende school.